Onze eerste vlucht bracht ons naar Cambodia, Phnom Penh. En zelfs op het vliegtuig er naartoe hebben we ons buikje volgestoken: ik kreeg een glaasje witte wijn, een poire williams, een ijsje tussendoor… Ja, goedkope tickets zoeken met de nodige luxe, daar zijn we ondertussen goed in geworden. Maar al beginnen bij het schrijven over eten in het vliegtuig, dat brengt ons misschien wat te ver.
Eigenlijk hebben we niets gepland, buiten dit eerste vliegtuigticket naar Phnom Penh. Je moet ergens beginnen, en Zuid-Oost Azië leek ons een gemakkelijk begin en een goede uitvalsbasis om nog vele wegen uit te kunnen, zoals nu dus Hong Kong.
Het voelt wel wat gek die eerste dagen, maar daar hebben we het al over gehad (lees hier meer). De eerste dagen nemen we een iets beter hotel, kwestie van op het gemak even te wennen aan het idee dat het werken erop zit en het leven nu – letterllijk- alle kanten op kan. We blijven enkele daagjes in Phnom Penh, en onze eerste honeymoon upgrade maakt het meteen heel aangenaam. Badje, regendouche, bloemekes, handdoeken geplooid in een zwaan. Best niet te snel aan wennen, want dat zal niet blijven duren.
Phnom Penh werd vroeger de parel van Azië genoemd. Nu niet om te zeggen dat die dan uit de mooiste oester kwam, maar het was dan toch een schoon schelpke. Sommige mensen mijden de hoofdstad wanneer ze een land bezoeken, maar wij hebben het gevoel dat je in een hoofdstad heel wat kan opsnuiven en heel wat kan leren alvorens je een land ontdekt.
Phnom Penh, een stad langs de Tonlé Sap en de Mekong, twee brede stromen die het land van heel wat vruchtbaar land voorzien. Een stad waar picknicken tot een kunst verheven werd, zeker nu de dag van onze aankomst de kroning van de koning herdacht wordt. Een stad, vol etenskraampjes langs of op de weg en evenveel NGO’s en bijhorende expats. Een stad vol pleinen, waar niet enkel het picknickmatje gespreid wordt, maar ook de spiertjes gestretched worden in één van de vele gemeenschappelijke aerobics of Tai chi lessen. Brede lanen, met een wirwar van kleine straatjes ertussen die de stad van energie voorzien, en als er auto’s rijden liefst van het blinkende grote soort.
Brommertjes, blinkende tempels, een royal palace voor fantasieën die een parel waardig zijn, marktjes om vingers bij af te likken en je valies verder bij vol te laden. Een stad, waarin duidelijk wordt dat de Cambodianen veel eitjes eten, picknicken dat het een lieve lust is, het water centraal staat, brommertjes nog hoogtij vieren en er een competitie heerst “met hoeveel kan je op zo een brommertje?”. Een stad met veel nieuwe geuren, want elke Aziatische en zelfs Europese keuken kan je hier wel vinden. Veel nieuwe kleuren en gradaties van blink. Een stad, duidelijk in volle voorbereiding van het langverwachte waterfestival. Tussen de brommerkes, de rijdende foodstalls, de blinkende bolides en de tuk tuks, zien we al uitgelaten roeiers met een ellenlange beschilderde houten roeiboot op een vrachtwagen de stad inrijden. Wat zal dat geven?
(Klik hier voor het verhaal over het waterfestival.)